LibreOffice 25.2 Help
Via de tab Algemeen kunt u de algemene eigenschappen van een formuliersbesturingselement definiëren. Deze eigenschappen zijn verschillend, afhankelijk van het type besturingselement. De volgende eigenschappen zijn niet allemaal voor elk besturingselement beschikbaar.
Als u het huidige formulierdocument naar HTML-opmaak exporteert, worden de standaard controlewaarden geëxporteerd, niet de huidige controlewaarden. Standaardwaarden worden, afhankelijk van het controletype, door de Standaardwaarde (bijvoorbeeld in tekstvelden), Standaardstatus (voor selectievakjes en optievelden) en Standaardselectie (voor keuzelijsten) van de eigenschappen bepaald.
Met numerieke velden en valutavelden kunt u het aantal cijfers bepalen dat rechts van de komma wordt weergegeven.
Voor keuzelijsten met de "Lijst" eigenschap kunt u specificeren hoeveel regels moet worden weergegeven in de keuzelijst. Met controlevelden die de optie Lijst niet hebben, wordt de weergave van de regel gespecificeerd door de grootte van het controleveld en de tekengrootte.
Een achtergrondkleur is beschikbaar voor de meeste controlevelden. Als u op Achtergrondkleur klikt, wordt een lijst geopend waarin u uit verschillende kleuren kunt kiezen. De optie "Standaard" neemt de systeeminstelling over. Als de gewenste kleur niet in de lijst staat, klik dan op de knop ... om een kleur te definiëren in het dialoogvenster Kleur.
U kunt navigatieacties gebruiken om uw eigen databasenavigatieknoppen te ontwerpen.
In de volgende tabel worden de handelingen beschreven die u aan een knop kunt toewijzen:
| Actie | Beschrijving | 
|---|---|
| Geen | Er wordt geen handeling uitgevoerd. | 
| Formulier indienen | Verzendt de gegevens die in andere velden in het besturingselement van het huidige formulier zijn ingevoerd, naar het adres dat is opgegeven in Formuliereigenschappen onder URL. Typ de URL in het tekstvak "URL" van het formulier wanneer u naar een PDF-bestand exporteert. | 
| Formulier herstellen | Stelt de instellingen in andere velden in het besturingselement terug naar de vooraf gedefinieerde standaardwaarden (Standaardstatus, Standaardselectie, Standaardwaarde). | 
| Document/webpagina openen | Opent de URL die is gespecificeerd onder URL. U kunt Frame gebruiken om een doelframe te specificeren. | 
| Eerste record | Naar de eerste record in het huidige formulier gaan. | 
| Vorige record | Naar de vorige record in het huidige formulier gaan. | 
| Volgende record | Naar de volgende record in het huidige formulier gaan. | 
| Laatste record | Naar de laatste record in het huidige formulier gaan. | 
| Record opslaan | Slaat de huidige record zo nodig op. | 
| Gegevensinvoer ongedaan maken | Maakt de wijzigingen in de huidige record ongedaan. | 
| Nieuw record | Naar de invoerrij in het huidige formulier gaan. | 
| Record verwijderen | Verwijdert de huidige record. | 
| Formulier vernieuwen | Laadt de laatst opgeslagen versie van het huidige formulier. | 
Specificeert of u wilt dat het controleveld op de afdruk van een document verschijnt.
Een afbeeldingsknop heeft de eigenschap "Grafisch". De eigenschap "Grafisch" specificeert het pad en de bestandsnaam van de afbeelding die u op de knop wilt laten weergeven. Als u het grafische bestand selecteert met de ...-knop, worden het pad en de bestandsnaam automatisch in het tekstvak opgenomen.
De eigenschap "Alleen-lezen" kan worden toegewezen aan alle besturingselementen waarin de gebruiker tekst kan invoeren. Als u de eigenschap alleen-lezen toewijst aan een afbeeldingsveld dat afbeeldingen uit een database gebruikt, kan de gebruiker geen nieuwe afbeeldingen in de database invoegen.
Definieert waar het besturingselement zal worden verankerd.
De functie Autovullen geeft een lijst met eerdere items weer nadat u begint met het typen van een item.
Definieert het bewerkingsmasker. Door een tekencode op te geven, kunt u bepalen wat de gebruiker in het controleveld kan invoeren. Door de tekencode in patroonvelden op te geven, kunt u bepalen wat de gebruiker in het patroonveld kan invoeren.
De lengte van het bewerkingsmasker bepaalt het aantal mogelijke invoerposities. Als de gebruiker tekens invoert die niet overeenkomen met het bewerkingsmasker, wordt de invoer afgewezen wanneer de gebruiker het veld verlaat.
U kunt de volgende tekens invoeren om het bewerkingsmasker te definiëren:
| Teken | Betekenis | 
|---|---|
| L | Een tekstconstante. Deze positie kan niet worden bewerkt. Het teken wordt weergegeven op de bijbehorende positie van het Tekenmasker. | 
| a | De tekens a-z en A-Z kunnen worden ingevoerd. Hoofdletters worden niet omgezet in kleine letters. | 
| A | De tekens A-Z kunnen worden ingevoerd. Als er een kleine letter wordt ingevoerd, wordt die automatisch naar een hoofdletter geconverteerd. | 
| c | De tekens a-z, A-Z en 0-9 kunnen worden ingevoerd. Hoofdletters worden niet omgezet in kleine letters. | 
| C | De tekens A-Z en 0-9 kunnen worden ingevoerd. Als er een kleine letter wordt ingevoerd, wordt die automatisch naar een hoofdletter geconverteerd. | 
| N | Alleen de tekens 0-9 kunnen worden ingevoerd. | 
| x | Alle afdrukbare tekens kunnen worden ingevoerd. | 
| X | Alle afdrukbare tekens kunnen worden ingevoerd. Als er een kleine letter wordt gebruikt, wordt die automatisch naar een hoofdletter geconverteerd. | 
Voor bijvoorbeeld het tekenmasker "__.__.2000", definieer het invoervenster "NNLNNLLLLL" zodat de gebruiker alleen maar vier cijfers in kan voeren bij het invullen van een datum.
Stelt de kolombreedte in het tabelbesturingsveld in de eenheden die zijn gespecificeerd in de LibreOffice module-opties. Als u wilt, kunt u een waarde invoeren gevolgd door een geldige maateenheid, bijvoorbeeld 2 cm.
>Definieert de breedte van het besturingselement.
Bepaalt een datum die niet kan worden overschreven door een andere waarde die door de gebruiker is ingevoerd.
Bepaalt de vroegste datum die een gebruiker kan invoeren.
Met datumvelden kunt u het formaat voor de datumuitlezing bepalen.
Numerieke velden, valutavelden, datum- en tijdvelden kunnen als draaiknoppen in het formulier worden ingevoerd.
Specificeert of een selectievakje ook NUL-waarden van een gekoppelde database kan bevatten, afgezien van de WAAR en ONWAAR waarden. Deze functie is alleen beschikbaar als de database drie statussen accepteert: WAAR, ONWAAR en NUL.
De eigenschap "Drievoudige status" is alleen gedefinieerd voor database formulieren, niet voor HTML formulieren.
Hiermee geeft u aan of u de filter- en sorteeritems in een geselecteerd navigatiebalkbesturingselement wilt weergeven of verbergen. De volgende filter- en sorteeritems zijn beschikbaar: Oplopend sorteren, Aflopend sorteren, Sorteren, Automatisch filter, Standaardfilter, Filter toepassen, Filter/Sortering verwijderen.
Als u deze optie op ‘Ja’ instelt, krijgt de knop de focus wanneer u op de knop klikt.
U kunt een opmaakcontrole uitvoeren met controlevelden die opgemaakte inhoud accepteren (datum, tijd, enzovoort). Als de strikte opmaakfunctie is geactiveerd (Ja), worden alleen de toegestane tekens geaccepteerd. Bijvoorbeeld, in een datumveld alleen cijfers of datumscheidingstekens worden geaccepteerd; alle alfabetische invoer die met uw toetsenbord wordt getypt, wordt genegeerd.
U kunt ook het doelframe specificeren om een URL weer te geven die u opent wanneer u op een knop klikt die is toegewezen aan de actie "Open document of webpagina".
Als u op het veld klikt, kunt u een optie selecteren in de lijst om aan te geven in welk frame het volgende document moet worden geladen. De volgende opties zijn beschikbaar:
| Item | Betekenis | 
|---|---|
| _blank | Het volgende document wordt in een nieuw, leeg frame gemaakt. | 
| _parent | Het volgende document wordt in een bovenliggend frame gemaakt. Als er geen bovenliggend frame bestaat, wordt het document in hetzelfde frame gemaakt. | 
| _self | Het volgende document wordt in hetzelfde frame gemaakt. | 
| _top | Het volgende document wordt gemaakt in een venster op het hoogste niveau (in het hoogste frame van de structuur). Als het huidige frame zich al op het hoogste niveau bevindt, wordt het document in het huidige frame gemaakt. | 
De eigenschap Frame is relevant voor HTML-formulieren, maar niet voor databaseformulieren.
Specificeer de waarde die opgeteld of afgetrokken moet worden wanneer de gebruiker naast de schuifregelaar op de schuifbalk klikt.
Specificeert een batch-label in URL-spelling dat verwijst naar een helpdocument en dat kan worden opgeroepen met behulp van het controleveld. De help voor het controleveld help kan worden geopend als de focus wordt op het besturingsveld geplaatst en de gebruiker drukt op F1.
Biedt de mogelijkheid om een helptekst in te voeren die als tip op het besturingselement wordt weergegeven. De tip toont de tekst in gebruikersmodus wanneer de muis over het besturingselement wordt bewogen.
Voor knoppen van het soort URL-type verschijnt de Help-tekst als uitgebreide tip in plaats van het URL-adres dat is ingevoerd onder URL.
In elk besturingsveld kunt u aanvullende informatie of een beschrijvende tekst voor het besturingsveld specificeren. Deze eigenschap helpt de programmeur om aanvullende informatie op te slaan die kan worden gebruikt in de programmacode. Dit veld kan bijvoorbeeld worden gebruikt voor variabelen of andere evaluatieparameters.
Geeft aan of de actie van een besturingselement, zoals een draaiknop, wordt herhaald wanneer u op het besturingselement klikt en de muisknop ingedrukt houdt.
>Definieert de hoogte van het besturingselement.
Als een controleveld de eigenschap "Ingeschakeld" heeft (Ja), kan de formuliergebruiker het controleveld gebruiken. Anders (Nee) is het uitgeschakeld en grijs weergegeven.
Hiermee kunt u intervallen bepalen die, telkens wanneer de draaiknop geactiveerd wordt, opgeteld of afgetrokken worden.
U kunt de intervalwaarden voor de draaiknoppen voor cijfers en valuta vooraf instellen. Gebruik de pijlen omhoog en omlaag van de draaiknop om de waarde te verhogen of te verlagen.
Specificeer de waarde die opgeteld of afgetrokken moet worden wanneer de gebruiker op het Pijl-pictogram op de schuifbalk klikt.
De eigenschap "Label" stelt het label in van het besturingsveld dat in het formulier wordt weergegeven. Deze eigenschap bepaalt het zichtbare label of de kolomkop van het gegevensveld in besturingsformulieren voor tabellen.
Wanneer u een nieuw besturingselement maakt, wordt de beschrijving die vooraf is gedefinieerd in de eigenschap "Naam" gebruikt als standaard voor het labelen van het besturingselement. Het label bestaat uit de naam van het veld van het besturingselement en een geheel getal voor het nummeren van het besturingselement (bijvoorbeeld Knop1). Met de eigenschap "Titel" kunt u een andere beschrijving aan het besturingselement toewijzen zodat het label de functie van het besturingselement laat zien. Wijzig dit item om een betekenisvol label toe te wijzen aan het besturingselement welke zichtbaar is voor de gebruiker.
Om een meerregelige titel te maken, open het keuzevak mat invoer met de Pijl-knop. U kunt een regeleinde invoeren door op Shift++Enter te drukken.
De eigenschap "Titel" wordt alleen gebruikt ter aanduiding van een formulierelement in de interface die zichtbaar is voor de gebruiker. Als u met macro's werkt, dient u erop te letten dat een besturingselement tijdens runtime altijd via de eigenschap "Naam" wordt geadresseerd.
Specificeert de bron voor het label van het besturingselement. De tekst van het labelveld wordt gebruikt in plaats van de naam van een databaseveld. Bijvoorbeeld in de dialoogvensters Filter-navigator, Zoeken en als een kolomnaam in de tabelweergave.
Als u een teken van het label als opdrachtletter wilt definiëren zodat de gebruiker het besturingselement kan gebruiken door op het desbetreffende teken op het toetsenbord te drukken, voegt u een tilde (~) in vóór het teken in het label.
Alleen de tekst van een groepskader kan worden gebruikt als het titelveld bij het gebruik van optievelden. Deze tekst heeft betrekking op alle knoppen van dezelfde groep.
Als u op de knop ... naast het tekstveld klikt, verschijnt het dialoogvenster Titelveldselectie. Selecteer een titel in de lijst.
Vink het vakje Geen toewijzing aan om de koppeling tussen een besturingselement en het toegewezen labelveld te verwijderen.
Voor besturingsvelden met zichtbare tekst of titels, selecteert u het weergave-lettertype dat u wilt gebruiken. Om het dialoogvenster Lettertype te openen, klik op de ...-knop. Het geselecteerde lettertype wordt gebruikt in namen van besturingsvelden en om gegevens in tabelstuurvelden weer te geven.
Let op de tips verwijzend naar de toetsenbordbediening.
De vooraf gedefinieerde standaard itemlijst wordt ingevoerd in het veld Standaardselectie.
Onthoud dat de hier ingevoerde lijstitems slechts in het formulier worden opgenomen als op de tab Gegevens onder Type lijstinhoud, de optie "Waardelijst" is geselecteerd.
Als u niet wilt dat de lijstitems worden weggeschreven naar de database of worden verstuurd naar de ontvanger van het webformulier, maar liever toegewezen waarden die niet zichtbaar zijn in het formulier, dan kunt u de lijstitems toewijzen aan andere waarden in een waardelijst. De waardelijst wordt bepaald op de tab Gegevens. Selecteer de optie "Waardelijst" onder Type lijstinhoud. Voer vervolgens de waarden in onder Lijstinhoud die zullen worden toegewezen aan de overeenkomende zichtbare lijstitems van het formulier. Voor de juiste toewijzing is de volgorde in de waardelijst van belang.
Voor HTML-documenten komt een item, ingevoerd op de tab Algemeen overeen met de HTML-tag <OPTION>; een item van de waardelijst, ingevoerd op de tab Gegevens onder Lijstinhoud komt overeen met de tag <OPTION VALUE=...>.
Voor tekst- en keuzelijsten met invoervak kunt u het maximale aantal tekens definiëren dat de gebruiker kan invoeren. Als deze eigenschap van het besturingsveld onzeker is, is de standaardinstelling nul.
Als het besturingselement is gekoppeld aan een database en de tekstlengte moet worden geaccepteerd op basis van de velddefinitie in de database, moet u de tekstlengte niet hier intoetsen. De instellingen worden alleen geaccepteerd uit de database als de eigenschap van het besturingselement niet is gedefinieerd (status "Niet gedefinieerd").
Specificeer de maximale waarde van een schuifbalkbesturing.
Voor numerieke velden en valutavelden kunt u de maximale waarde bepalen die de gebruiker kan invoeren.
Hiermee kunt u meer dan één item in een keuzelijst selecteren.
Specificeer de minimumwaarde van een schuifbalkbesturing.
Voor numerieke en valutavelden kunt u een minimumwaarde bepalen om te voorkomen dat de gebruiker een kleinere waarde invoert.
Elk controleveld en elk formulier heeft een eigenschap "Naam" waarmee het kan worden geïdentificeerd. De naam zal verschijnen in de Formuliernavigator en, met gebruikmaking van de naam, kan naar het besturingsveld worden verwezen vanuit een macro. De standaardinstellingen specificeren al een naam die is opgebouwd uit het label en nummer van het veld.
Als u met macro's werkt, moet u ervoor zorgen dat de namen van de besturingselementen uniek zijn.
De naam wordt ook gebruikt om verschillende besturingselementen te groeperen die functioneel bij elkaar horen, zoals keuzerondjes. Geef alle leden van de groep dezelfde naam om dit te doen: Besturingselementen met identieke namen vormen een groep. Gegroepeerde besturingselementen kunnen visueel worden weergegeven met een Groepsvak.
Specificeert om de navigatie-items in een geselecteerde Navigatie balkbesturing weer te geven of te verbergen. Navigatie-items zijn de volgende: Eerste record, Vorige record, Volgende record, Laatste record.
Specificeert of de Navigatie-balk aan de onderrand van het tabelbesturingselement moet worden weergegeven.
Deze eigenschap geeft aan of een drukknop zich als een schakelknop gedraagt. Als u Omschakelen op ‘Ja’ instelt, kunt u omschakelen tussen de status ‘Wel geselecteerd’ en ‘Niet geselecteerd’ wanneer u op de knop klikt of op de spatiebalk drukt terwijl het besturingselement de focus heeft. Een knop met de status ‘Wel geselecteerd’ lijkt ingedrukt.
Specificeert de opmaakcode voor het besturingselement. Klik op de knop ... om de opmaakcode te selecteren.
Specificeert of selectievakjes en optieknoppen worden weergegeven in een 3D-weergave(standaard) of een platte weergave.
Specificeert of de pictogrammen in een geselecteerde Navigatiebalk klein of groot moeten zijn.
Specificeert om de positioneringsitems in een geselecteerde Navigatie balkbesturing weer te geven of te verbergen. Positioneringsitems zijn de volgende: Recordlabel, Recordpositie, Recordtellerlabel, Aantal records.
Definieert de positie X van het besturingselement, relatief ten opzichte van het anker.
Definieert de positie Y van het besturingselement, relatief ten opzichte van het anker.
Met besturingsvelden met een frame kunt u de weergave van de rand op het formulier bepalen met de eigenschap "Rand'. U kunt kiezen uit de opties "Zonder frame", "3D-weergave" of "Vlak".
Specificeert de randkleur voor besturingselementen waarvan de eigenschap "Rand" is ingesteld op "plat".
Hiermee geeft u op of de actie-items in een geselecteerd besturingselement van een werkbalk Navigatie moeten worden weergegeven of verborgen. De actie-items zijn de volgende: Record opslaan, Ongedaan maken, Nieuw record, Record verwijderen, Vernieuwen.
Specificeert of de eerste kolom wordt weergegeven met rijlabels, waarin het huidige record wordt gemarkeerd door een pijl.
Hiermee kunt u de horizontale of verticale richting van een schuifbalk of draaiknop opgeven.
Voer in tabelbesturingselementen een waarde in voor de rijhoogte. Als u wilt, kunt u een waarde invoeren gevolgd door een geldige maateenheid, bijvoorbeeld 2 cm.
Past het formaat van de afbeelding aan de grootte van het besturingselement aan.
Met numerieke velden en valutavelden kunt u bepalen of scheidingstekens voor duizendtallen worden gebruikt.
Voegt het type schuifbalk dat u specificeert toe aan een tekstvak.
Bepaalt of de waarde wijzigt als de gebruiker scrollt met het muiswiel. Nooit: Geen wijziging van de waarde. Indien Focus: (standaard) De waarde wijzigt als het besturingselement de focus heeft en naar het besturingselement wijst en aan het muiswiel wordt gedraaid. Altijd: De waarde wijzigt als de muisaanwijzer op het besturingselement staat en aan het muiswiel wordt gedraaid, of het besturingselement nu de focus heeft of niet.
Specificeert of een tekstselectie op een besturingselement geselecteerd blijft wanneer de focus niet langer op een besturingselement ligt. Als u Selectie verbergen instelt op "Nee", blijft de geselecteerde tekst geselecteerd wanneer de focus niet langer op het besturingselement ligt dat de tekst bevat.
Stelt de standaardwaarde voor de schuifbalk in.
Hiermee kunt u de standaarddatum instellen.
De eigenschap "Standaardknop" specificeert dat de corresponderende knop zal worden bediend wanneer u op de Enter-toets drukt. Als u het dialoogvenster of formulier opent en geen verdere actie uitvoert, wordt de knop met deze eigenschap de standaardknop.
Deze eigenschap mag slechts aan één knop binnen het document worden toegekend.
Als u formulieren voor webpagina's gebruikt komt u deze eigenschap misschien tegen in zoekmaskers. Dit zijn bewerkingsmaskers die een tekstveld bevatten en een knop van het type Uitvoeren. De zoekterm wordt ingevoerd in het tekstveld en de zoekactie wordt gestart door op de knop te klikken. Als de knop echter is gedefinieerd als standaardknop wordt het zoeken gestart door eenvoudigweg op Enter te drukken na het invoeren van de zoekterm.
Specificeert het item in de keuzelijst dat moet worden gemarkeerd als het standaarditem.
Voor knoppen van het type Herstellen, definieert de invoer Standaardselectie van de keuzelijst of de herstelknop geactiveerd is door de gebruiker.
Voor een Keuzelijst met een aantal waarden kunt u op de knop ... klikken om het dialoogvenster Standaardselectie te openen.
In het dialoogvenster Standaardselectie selecteert u de items die u als geselecteerd wilt markeren wanneer u het formulier met de keuzelijst opent.
Geeft aan of een optie of een selectievakje standaard is ingeschakeld.
Voor knoppen van het hersteltype kunt u de status van het besturingselement definiëren als de herstelknop door de gebruiker wordt geactiveerd.
De status van de groepering die met de standaardinstelling overeenkomt, wordt voor gegroepeerde optievelden gedefinieerd door de eigenschap "Standaardwaarde".
Hiermee kunt u de standaardtekst opgeven voor een tekstvak of een keuzelijst met invoervak.
Hiermee kunt u de standaardtijd instellen.
Stelt de standaardwaarde in voor het besturingsveld. De standaardwaarde wordt bijvoorbeeld ingevoerd wanneer een formulier wordt geopend.
Voor knoppen van het type Herstellen wordt op basis van het item Standaardwaarde de status van het besturingselement gedefinieerd als de herstelknop door de gebruiker wordt geactiveerd.
Hiermee kunt u de kleur voor symbolen op besturingselementen opgeven, zoals de pijlen op een schuifbalk.
De eigenschap "Tabstop" bepaalt of een besturingsveld kan worden geselecteerd met de Tab-toets. De volgende opties zijn beschikbaar:
| Nee | Bij gebruik van de Tab-toets krijgt het veld van het besturingselement geen focus. | 
| Ja | Het besturingselement kan met de Tab-toets worden geselecteerd. | 
De eigenschap "Tabvolgorde" bepaalt de volgorde waarin de besturingselementen in het formulier worden gefocust wanneer u op de Tab-toets drukt. In een formulier dat meer bevat dan één besturingselement, gaat de focus naar het volgende besturingselement wanneer u op de Tab-toets drukt. U kunt de volgorde waarin de focus verandert, specificeren met een index onder "Tabvolgorde".
De eigenschap "Tabvolgorde" is niet beschikbaar voor Onzichtbare besturingselementen. U kunt deze eigenschap desgewenst voor afbeeldingsknoppen en afbeeldingselementen instellen, zodat u deze besturingselementen met de Tab-toets kunt selecteren.
Bij het maken van een formulier wordt automatisch een index toegewezen aan de velden van de besturingselementen; elk toegevoegd veld van de besturingselementen wordt voorzien van een index, verhoogd met 1. Als u de index van een besturingselement wijzigt, worden de indices van de andere besturingselementen automatisch bijgewerkt. Aan de elementen waarop de focus niet kan worden geplaatst (Tabstop = Nee) wordt ook een waarde toegewezen. Deze besturingselementen worden tijdens het gebruik van de Tab-toets echter overgeslagen.
U kunt de indices van de verschillende besturingselementen op eenvoudige wijze definiëren in het dialoogvenster Tabvolgorde.
Met gemaskeerde velden kunt u een letterlijk masker specificeren. Een letterlijk masker bevat de beginwaarden van een formulier en is altijd zichtbaar na het downloaden van een formulier Met behulp van een tekencode voor het Bewerken-masker kunt u bepalen welke vermeldingen de gebruiker in het gemaskeerde veld kan typen.
De lengte van het tekenmasker moet altijd overeenkomen met de lengte van het bewerkingsmasker. Als dit niet het geval is, wordt het bewerkingsmasker afgebroken of opgevuld met lege ruimten tot de lengte van het bewerkingsmasker.
Selecteer voor tekstvelden de regeleindecode die gebruikt moet worden wanneer er tekst in een databasekolom geschreven wordt.
Bepaalt een tijd die niet kan worden overschreden door een andere waarde die door de gebruiker is ingevoerd.
Bepaalt de minimumtijd die een gebruiker kan invoeren.
U kunt het gewenste formaat voor de tijdweergave definiëren.
Staat gebruikers toe regeleinden en opmaak te gebruiken in velden van besturingselementen zoals tekstvakken of labels. Druk op Enter om handmatig een regeleinde in te voegen. Selecteer "Meerdere regels met opmaak" om opgemaakte tekst in te voeren.
Als u het teksttype "Meerdere regels met opmaak" selecteert, kunt u dit besturingselement niet aan een databaseveld binden.
Dit besturingselement wordt aangeduid als ‘Meerdere regels’ voor een tekstkolom in een tabelobject.
Voer het URL-adres in voor een Open document of webpagina-knoptype in het vak URL. Het adres wordt geopend wanneer u op de knop klikt.
Als u de muis boven de knop beweegt in de gebruikersmodus, verschijnt de URL als uitgebreide Help, ervan uitgaande dat er geen andere Helptekst is ingevoerd.
De uitlijningsopties zijn links uitgelijnd, rechts uitgelijnd en gecentreerd. Deze opties zijn beschikbaar voor de volgende elementen:
Titel van labels,
Inhoud van tekstvelden,
Inhoud van tabelvelden in de kolommen van een tabelbesturingselement,
Afbeeldingen of tekst die in knoppen worden gebruikt.
De optie Uitlijning wordt voor knoppen Uitlijning afbeeldingen genoemd.
In een valutaveld kunt u het valutasymbool vooraf definiëren door het teken of de tekenreeks in de eigenschap "Valutasymbool" in te voeren.
Bepaalt of het valutasymbool voor of na het getal wordt weergegeven bij het gebruik van valutavelden. De standaardinstelling is dat valutasymbolen geen voorvoegsel krijgen.
Specificeert de vertraging in milliseconden tussen herhalende gebeurtenissen. Een herhalende gebeurtenis vindt plaats wanneer u op een pijlknop of de achtergrond van een schuifbalk klikt, of op een van de recordnavigatieknoppen van een navigatiebalk, en u houdt de muisknop een tijdje ingedrukt. U kunt een waarde invoeren gevolgd door een geldige tijdseenheid, bijvoorbeeld 2 s of 500 ms.
Een controleveld met de lijsteigenschap heeft een extra pijlknop die de lijst met de bestaande formulierinvoeringen per muisklik opent. Onder Aantal regels kunt u specificeren hoeveel regels (of rijen) in de keuzelijst moeten worden weergegeven. Combinatievelden kunnen de lijsteigenschap hebben.
Keuzelijsten met invoervak die als kolommen in een tabelobject zijn ingevoegd, hebben standaard een vervolgkeuzelijst.
In een verborgen besturingselement, onder Waarde, kunt u de gegevens invoeren die worden geërfd door het verborgen besturingselement. Deze gegevens worden overgedragen bij het verzenden van het formulier.
Als de gebruiker een wachtwoord invoert, kunt u bepalen welke tekens worden weergegeven in plaats van de tekens die door de gebruiker zijn getypt. Voer onder Wachtwoordteken de ASCII-code van het gewenste teken in. U kunt de waarden gebruiken van 0 tot 255.
De tekens en hun ASCII-codes kunnen worden bekeken in het dialoogvenster Speciale tekens (Invoegen - Speciale tekens).
Geeft tekst op meer dan één regel weer. Hierdoor kunt u regeleinden in een tekstvak gebruiken, zodat u meer dan één regel tekst kunt invoeren. Druk op Enter om handmatig een regeleinde in te voegen.
Definieert of een besturingselement zichtbaar zal zijn in de modus live. In de ontwerpmodus is het besturingselement altijd zichtbaar.
Merk op dat deze eigenschap is ingesteld op "Ja" (de standaard), dit niet noodzakelijkerwijze wil zeggen dat het besturingselement ook daadwerkelijk zichtbaar is op het scherm. Aanvullende beperkingen worden toegepast bij het berekenen van de effectieve zichtbaarheid van een besturingselement. Een besturingselement dat, bijvoorbeeld, geplaatst is in een verborgen sectie in Writer zal nooit zichtbaar zijn, tenzij tenminste de sectie zelf zichtbaar wordt.
Indien de eigenschap is ingesteld op "Nee", dan zal het besturingselement altijd verborgen zijn in de modus live.
Oudere versies van OpenOffice.org, tot aan 3.1, zullen deze eigenschap zwijgend negeren bij het lezen van documenten die er gebruik van maken.
Specificeert de grootte van de scrollduim in "waarde-eenheden". Een waarde van ('Max. scrollwaarde' min 'Min scrollwaarde') / 2 resulteert in een scrollduim die de helft van het achtergrondgebied in beslag neemt.
Als dit op 0 is ingesteld, is de breedte van de duim gelijk aan de hoogte.